Preekstoel
1649–1664, Albert Jansz. Vinckenbrinck (ca. 1605–1664), eikenhout
De preekstoel is het voornaamste onderdeel van een protestantse kerk. Hij verdiende bij de herinrichting daarom de volle aandacht. De plaatsing van de kansel was nogal problematisch. De Nieuwe Kerk was als rooms-katholieke kerk gebouwd, en bezit het gebruikelijke langwerpige grondplan met het altaar als sluitstuk van de lengteas. De preekstoel, die haaks op de lengterichting staat, past niet als vanzelf in het kerkinterieur.
Maar juist daardoor, en door de rijke versiering, is dit misschien wel de grootste blikvanger van de kerk. Met het orgel en het koorhek wedijvert hij om de eer, een strijd die hij glansrijk wint door zijn dominante plaats in de ruimte: diep naar voren stekend en met een torenhoog bouwsel van ruim 13 meter. Een waar prestigeobject, waarop Amsterdam meer dan trots geweest moet zijn.
De kansel bestaat uit twee delen: de eigenlijke preekstoel en het immense klankbord. Beide zijn zeskantig en versierd met architectonische ‘ruimtes’ die een geraffineerde dieptewerking hebben. Op de kuip zijn – op ooghoogte van de kerkganger – de werken van barmhartigheid weergegeven, geflankeerd door figuren die een deugd verbeelden. Ervoor zitten de vier evangelisten. Tegen de pijler zijn nog drie reliëfpanelen aangebracht: Het Laatste Oordeel met aan weerszijden gelijkenissen uit het Nieuwe Testament.