Achtergrondinformatie De Grote Suriname-tentoonstelling

In nauwe samenwerking met een veelheid aan musea, archieven, verzamelaars en kunstenaars in Suriname en Nederland organiseert De Nieuwe Kerk van 5 oktober 2019 tot en met 2 februari 2020 een grote tentoonstelling over een van de meest diverse landen van Zuid-Amerika: Suriname.

Gedeeld verleden
Suriname was tot 1975 onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden. Meer dan 350.000 Nederlanders hebben Surinaamse wortels. De gedeelde geschiedenis begon ruim vier eeuwen geleden, toen de eerste Nederlanders de Surinaamse kust bereikten. Daar was sprake van ontwikkelde culturen. De vroegste bewoners hadden al negenduizend jaar eerder sporen achtergelaten op de savanne. Inmiddels leefden er, naar men nu aanneemt, meer dan twintigduizend mensen rond de grote rivieren die het regenwoud doorsnijden, op de savannes in het zuiden en op hoger gelegen gronden in het kustgebied. Hun levenswijze was nauw verbonden met de wereld om hen heen. Ze verbouwden cassave, jaagden en visten en geloofden dat geesten en goden zich in de natuur manifesteerden. Een van de topstukken uit de tentoonstelling is een uniek precolumbiaans masker van steen dat gebruikt werd tijdens religieuze ceremonies. Het is voor het eerst in Nederland te zien.

Tegenwoordig worden de verre nazaten van deze mensen Inheemsen genoemd. Men spreekt ook wel van ‘oorspronkelijke bewoners’. Destijds spraken de Europeanen van Indianen en onderscheidden ze Arowakken en Caraïben. Waarschijnlijk waren in Suriname ongeveer twintig groepen te vinden met een eigen taal en cultuur. Die hadden hun oorsprong rond de Amazone of de Orinoco, in het huidige Brazilië en Venezuela. De vele rivieren in het gebied maakten levendige uitwisseling mogelijk.

Europese kolonisten
Toen rond 1500 de eerste Europeanen Suriname bereikten, Spanjaarden en Portugezen, waren ze op zoek naar goud en zilver. Een eeuw later streken ook Hollanders en Zeeuwen, Engelsen en Fransen in het gebied neer. Zij stichtten handelsposten en ruilden met de lokale bevolking bijlen, messen, kralen en geweren tegen goud, hout, hars, indigo en hangmatten. Nabij het dorpje Parmurbo begonnen in 1613 twee Amsterdamse kooplieden zo’n post; tegenwoordig ligt hier de stad Paramaribo.

Vooral met de in Europa zeer gewilde luxeproducten die alleen in de tropen groeiden was veel geld te verdienen: suiker, koffie, katoen en cacao. Pogingen om in Suriname plantages aan te leggen mislukten, totdat rond twee groepen arriveerden die elders in de regio ervaring hadden opgedaan, namelijk joden (rond 1640) en Engelsen uit Barbados (rond 1650). Suriname werd een Engelse kolonie en bleef dat totdat de Zeeuw Abraham Crijnssen het gebied in 1667 veroverde. Toen later dat jaar met de Vrede van Breda een eind kwam aan de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog, bleef de kolonie in Zeeuwse handen. De Engelsen behielden het eerder door hen veroverde Nieuw-Amsterdam, nu New York. Veel Engelsen vertrokken vervolgens uit Suriname, de joden besloten te blijven. In hun nederzetting Jodensavanne, zo’n 50 kilometer ten zuiden van Paramaribo, realiseerden zij in 1685 de eerste synagoge op het Amerikaanse continent. Een sjofar en een lantaarn uit deze verdwenen synagoge zijn in de tentoonstelling te zien.

Om geld aan Suriname te kunnen verdienen waren investeringen nodig. Het handhaven van de openbare orde, de rechtspraak, de uitvoer van producten en de verdediging van de kolonie moesten worden georganiseerd. In de tentoonstelling maken brieven van de eerste Nederlandse kolonisten duidelijk dat dit alles veel voeten in de aarde had; er ontstonden bijvoorbeeld regelmatig conflicten met de oorspronkelijke bewoners. De Zeeuwen besloten Suriname te verkopen aan de West-Indische Compagnie (WIC), die actief was in de handel in slaafgemaakten en in Brazilië al ervaring met suikerplantages had opgedaan. De WIC kreeg echter het benodigde geld niet bij elkaar, waarop ook de stad Amsterdam besloot mee te doen. Ook kolonel Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck, die een belangstelling voor het wingewest had ontwikkeld, investeerde en kreeg de post van gouverneur. Zij werden de drie aandeelhouders van de Sociëteit van Suriname: samen deelden ze de kosten en opbrengsten van het ‘wingewest’ Suriname.

Plantagesamenleving
Een plantage vroeg om gereedschap als kapmessen en kookketels, om arbeidskrachten, leidinggevenden en pootgoed, om huisvesting en afwateringskanalen. Op de grond na moest vrijwel alles van elders komen. Europese planters, naast Zeeuwen en Hollanders ook Fransen, Duitsers en joden, brachten kennis over watermanagement, gereedschappen en landbouwtechnieken naar de kolonie. Voor het zware werk op de plantages kochten de Europeanen aan de West-Afrikaanse kust slaafgemaakten. Nadat de benodigde hoeveelheid textiel, buskruit, drank of schelpen was betaald, werden zij gebrandmerkt en gingen ze op transport naar Suriname, een reis die zo’n twee maanden duurde. In ruim twee eeuwen tijd ondergingen waarschijnlijk ruim 200.000 Afrikanen dit lot. In de tentoonstelling tonen de boekhouding en scheepsjournaals van de slavenschepen d’Eenigheid en de Philadelphia op aangrijpende wijze hoe mensen tot handelswaar werden gereduceerd. Zelfs de steekpenningen voor Afrikaanse tussenpersonen werden genoteerd.

De lading van het schip Sint Anthonie, dat in 1823 op reis naar Suriname verging en onlangs werd geborgen, geeft een breed geschakeerd beeld van het plantageleven. Voor de koloniale elite was modieus servies aan boord, voor de slaafgemaakten het gereedschap waarmee ze dwangarbeid verrichtten. Ook vondsten van plantage Bakkie, waaronder een brandijzer en een kromboei (een martelwerktuig) geven een beeld van het zware leven op de plantages. Indrukwekkend is ook het olieverfschilderij Slavendans (1706–08) van Dirk Valkenburg. Overigens werkten lang niet alle slaafgemaakten op het veld, sommigen waren timmerman, huishoudster of opzichter, anderen te jong of te oud. Hoewel ze vaak lange dagen maakten, was er ook sprake van gemeenschapsleven en ontstond een Creoolse cultuur met Afrikaanse wortels en Europese en Amerikaanse invloeden. Zo ontwikkelde zich een taal, het Sranantongo, en hielden de slaafgemaakten er eigen vieringen, gebruiken en geloofsovertuigingen (winti) op na. Creools (Creolen) is ook hoe hun afstammelingen tegenwoordig worden genoemd. Een rijke collectie koto’s, traditionele Creoolse kledingstukken, prijkt in de tentoonstelling.

Soms ontsnapten slaafgemaakten, de jungle in. Door Europeanen werden zij Marrons genoemd, weglopers. Ondanks strafexpedities en vervolging slaagden zij er vaak in hun vrijheid te behouden. Zo ontstonden in het regenwoud verschillende gemeenschappen met een eigen taal en cultuur. De Nieuwe Kerk toont onder andere bijzonder houtsnijwerk en kleurrijke pangi’s (omslagdoeken) van deze overlevers. Speciaal voor deze tentoonstelling maakte de Surinaamse kunstenaar Marcel Pinas, die zelf een Marronachtergrond heeft, een nieuw werk. Ook (bestaand) werk van de hedendaagse kunstenaars Remy Jungerman en Ken Doorson krijgt hier een plek.

Van plantages naar mijnbouw
Aan het eind van de achttiende eeuw telde Suriname ongeveer 700 plantages, daarna liep hun aantal terug. Halverwege de negentiende eeuw werd de internationale druk om een eind te maken aan de slavernij te groot. Daar kwam bij dat een groot deel van de slaafgemaakten inmiddels christen was geworden – in de negentiende eeuw kregen zending en missie de wind in de zeilen. Afschaffing van de slavernij volgde op 1 juli 1863, waarbij ruim 34.000 slaafgemaakten hun vrijheid kregen. Als de geëmancipeerden tussen de 15 en 60 jaar oud waren, moesten ze na hun vrijlating verplicht nog tien jaar op de plantages werken.

Intussen werd in Azië naarstig naar vervangende goedkope arbeidskrachten gezocht. Vanaf 1853 kwamen enkele duizenden Chinese contractarbeiders naar Suriname. Tussen 1870 en 1916 arriveerden bijna 35.000 Brits-Indische contractarbeiders uit Noordoost-India. Onder deze ‘Hindostanen’ waren zowel hindoes als moslims. Hun nazaten vormen tegenwoordig de grootste Surinaamse bevolkingsgroep. In 1890 volgden de eerste Javanen. Toen in 1939 het laatste schip aankwam, hadden zo’n 32.000 Javanen de oversteek gemaakt. Alle groepen brachten hun eigen gebruiken, geloven, levenswijze en eetcultuur mee. In de tentoonstelling wordt aan de hand van sieraden en persoonlijke voorwerpen stilgestaan bij deze migranten en hoe zij Surinamers werden.

De contractarbeiders hadden het op de plantages nauwelijks beter dan hun voorgangers. De lonen waren laag en werkgevers konden naar eigen goeddunken (lijf)straffen uitdelen. Ongeveer een derde van de contractarbeiders ging na afloop van hun contract terug naar huis, de overigen besloten een toekomst in Suriname op te bouwen, al voelden sommigen heimwee en nostalgie. Zo werd Suriname een van de meest diverse landen ter wereld, een cultureel mozaïek met invloeden uit Amerika, Europa, Afrika en Azië.

Plantages zijn intussen nauwelijks nog in Suriname te vinden, mijnbouw werd in de vorige eeuw de belangrijkste bron van inkomsten. Rond 1900 was korte tijd sprake van een heuse goudkoorts en vervolgens werd Suriname een van de grootste leveranciers van bauxiet, de grondstof van aluminium. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden drieduizend Amerikaanse soldaten in de kolonie gelegerd om de aanvoer te garanderen. Zij realiseerden onder andere verharde landingsbanen op Zanderij, nog altijd de nationale luchthaven. De vleugel van een gevechtsvliegtuig gemaakt met Surinaamse grondstoffen is een tastbare herinnering aan de oorlogsjaren, die een periode van voorspoed en vooruitgang waren. Ook de Surinaamse geschenken voor jubilea van het Oranjehuis vormen een veelzeggend ensemble: ze werden doorgaans van Surinaamse grondstoffen gemaakt.

Cultureel mozaïek
De grote Suriname-tentoonstelling biedt een toegankelijke visuele kennismaking met deze geschiedenis. Aan de hand van bijzondere objecten wordt de ontwikkeling van Suriname geschetst, vanaf de vroegste bewoners tot het leven van de jongste generaties in Paramaribo vandaag de dag. Originele documenten, zeldzame gebruiksvoorwerpen, persoonlijke bezittingen en hedendaagse kunst geven een indringend beeld van onder andere de slavernij, het koloniale bestuur, het leven op de plantages en de integratie van steeds nieuwe migranten. De Nieuwe Kerk kiest ervoor nazaten (Surinamers en Nederlanders) uitgebreid aan het woord te laten. Hun verhalen bieden inzicht in de betekenis van dit verleden en de uiteenlopende perspectieven die daarop bestaan.

Multiculturele samenleving
De tentoonstelling maakt duidelijk dat etnische en culturele diversiteit als een rode draad door de Surinaamse geschiedenis loopt. De koloniale overheid probeerde onderling contact doorgaans te beperken, relaties waren soms verboden. Europeanen, slaafgemaakten en vrijgelatenen hadden andere rechten en plichten en dat gold later ook voor de contractarbeiders. Een laat achttiende-eeuwse beschrijving door de militair J.G. Stedman van de vele soorten ‘gemengdbloedigen’ die in de tentoonstelling wordt getoond, geeft een prangend inkijkje in de Europese pogingen om de samenleving in te delen in netjes afgebakende bevolkingsgroepen.

Tegelijkertijd vond er voortdurend uitwisseling plaats. Gebruiken, geloven, culturen en talen raakten vermengd en ook op persoonlijke vlak was contact tussen mensen met een andere achtergrond aan de orde van de dag. De familiegeschiedenissen die in de ‘familiekapel’ worden uitgelicht laten zien dat veel Surinamers een cultureel diverse achtergrond hebben. Voor dit thema maakte de Surinaamse kunstenares Razia Barsatie een nieuw werk, waarin geuren en de herinneringen die ze kunnen oproepen een belangrijke rol spelen.

Landschap en natuur

Naast geschiedenis en culturele veelzijdigheid komt in De Grote Suriname-tentoonstelling een derde pijler ruimschoots aan bod, namelijk de bijzondere natuur van Suriname. Het land is ongeveer vier keer zo groot als Nederland en heeft een ongekende biodiversiteit. Voor de vroegste bewoners was de overweldigende natuur zowel levensbron als gevaar; met name de jaguar boezemde veel ontzag in. Maria Sibylla Merian maakte in Suriname rond 1700 haar wereldberoemde studies van rupsen en vlinders, die in de tentoonstelling ook te zien zijn. Het land is enorm rijk aan bodemschatten, planten en dieren. In De Nieuwe Kerk zijn meerdere voorbeelden te zien.

Typerend voor Suriname zijn ook de vele waterwegen (soms vol verraderlijke stroomversnellingen) die voor velen essentieel waren om te overleven. Niet toevallig vereerden meerdere culturen de goden of geesten van het water. De tentoonstelling toont enkele bijzondere originele korjalen, grote houten kano’s. Ook kunnen bezoekers zelf een reis over het water in het Surinaamse binnenland ervaren.

Suriname nu
Tegenwoordig telt Suriname een kleine 600.000 inwoners. Zeker de helft woont in of rond Paramaribo, al sinds de eerste Nederlanders het centrum van het land. Het landsbestuur is hier gevestigd en er zijn een universiteit en een academisch ziekenhuis te vinden. In het laatste deel van de tentoonstelling zoomen we in op de hoofdstad. Het straatbeeld illustreert culturele en religieuze verscheidenheid: een moskee en synagoge staan er op een steenworp afstand van elkaar en er zijn meerdere hindoetempels en katholieke en protestantse kerken te vinden.

De tentoonstelling besteedt aandacht aan de historische binnenstad, die sinds 2002 op de Werelderfgoedlijst van Unesco staat. De stad groeide fors toen de koloniale elite in de achttiende eeuw van de plantages naar de stad trok en daar indrukwekkende houten panden liet bouwen. Vrijgelatenen bouwden vervolgens hun eigen wijken, aan de stadsrand. En toen na de afschaffing van de slavernij vele voormalige slaafgemaakten naar de hoofdstad trokken, bouwden zij huisjes op het erf van bestaande panden. Na de Tweede Wereldoorlog werd een groeiende overheid in het straatbeeld zichtbaar, er verrezen karakteristieke openbare gebouwen. Inmiddels verhuizen welgestelden naar de randen van de stad. Met ansichtkaarten en persoonlijke verhalen biedt de tentoonstelling een veelzijdig beeld van Paramaribo.

Onafhankelijkheid

In Paramaribo ligt ook het Onafhankelijkheidsplein. Daar vond op 25 november 1975 de viering van de Surinaamse onafhankelijkheid plaats. De onafhankelijkheidsverklaring, de galakostuums van prinses Beatrix en de laatste gouverneur en eerste president van Suriname, Johan Ferrier, vormen tastbare herinneringen. Bijzonder zijn daarnaast de interviews waarin aanwezigen van toen vertellen hoe ze erop terugkijken.

De staatkundige onafhankelijkheid betekende niet dat de banden met Nederland werden doorsneden. Tussen 1960 en 2005 kozen zo’n 300.000 Surinamers voor een toekomst in Nederland, al gingen in die periode ook ongeveer 80.000 mensen terug naar Suriname. De periode na de onafhankelijkheid was turbulent. In februari 1980 werd de regering met een staatsgreep onder leiding van Desi Bouterse naar huis gestuurd. Ruim twee jaar later, in december 1982, werden vijftien politieke tegenstanders opgepakt en geëxecuteerd, en in de tweede helft van het decennium raakte Suriname verwikkeld in een jarenlange Binnenlandse Oorlog. De Nieuwe Kerk toont onder andere het indrukwekkende werk dat de Nederlandse kunstenaar Iris Kensmil maakte naar aanleiding van de Decembermoorden.

Suriname in de eenentwintigste eeuw
De culturele veelzijdigheid brengt uitdagingen met zich mee, maar is ook de kracht van het land. Dat is althans de rode draad in de verhalen die de bewoners van Paramaribo met de bezoekers van de tentoonstelling delen. Nieuwe generaties staan optimistisch in het leven en vieren culturele diversiteit, zoals de in kindermuseum Villa Zapakara, waar kinderen enthousiast vertellen hoe ze elkaars feesten beleven. Uiteindelijk krijgen zij, de jongste generatie Surinamers, het laatste woord. Deze tentoonstelling geeft immers vooral ook de betrokkenen een stem.

Feiten en cijfers

Bestuur en geografie

Suriname heeft 575.763 inwoners (2016), is ongeveer vier keer zo groot als Nederland en is verdeeld in tien districten. Verreweg het grootst qua oppervlakte is Sipaliwini, in het dunbevolkte zuiden. De meeste mensen wonen in het district Paramaribo. Ook de districten die daaromheen liggen zijn relatief dichtbevolkt. Ruim de helft van de Surinaamse bevolking woont in of nabij de hoofdstad. Suriname grenst in het zuiden aan Brazilië, in het westen aan Guyana (voormalig Brits-Guiana) en in het oosten aan Frans-Guyana.

Taal en cultuur

Veel namen van plaatsen en rivieren stammen van de oorspronkelijke bewoners. De naam gaat vaak terug op een vogel, vis, dier of plant die er veel voorkwam. Het achtervoegsel -bo betekent bijvoorbeeld ‘in’ of ‘nabij’; Paramaribo lag nabij de Paramuru, een soort boom. Het achtervoegsel ‘wini’ komt van het Arowakse woord voor water (unnï of oni): de Sipaliwini is de rivier van de Sipari/Sipali, de pijlstaartrog. ‘Wini’ klinkt ook door in Marowijne: mara-unnï ofwel rivier zonder einde. De naam ‘Guiana’ is waarschijnlijk ook afkomstig van de oorspronkelijke bewoners en betekent ‘stromenland’.

In Suriname worden zo’n twintig ‘moedertalen’ gesproken. Het land telde in 2009 negen talen van oorspronkelijke bewoners (waarvan enkele op uitsterven stonden). Ze behoren tot de twee grootste en wijdst verspreide taalfamilies van Zuid-Amerika: Caribisch en Arowaks. Van oudsher worden vier of vijf Marrontalen onderscheiden, waarvan vooral het Saamaka (Saramaccaans) en het Ndyuká of Okanisi (Aukaans) veel sprekers hebben. Migranten brachten onder andere het Hindi, Javaans en Hakka (een Chinese taal) naar Suriname, waar lokale varianten als het Sarnami ontstonden. Het Sranantongo, dat soms ook Surinaams wordt genoemd, ontstond als contacttaal op de plantages. Vrijwel iedereen in Suriname is meertalig. De officiële taal is Nederlands; sinds 2004 is Suriname lid van de Nederlandse Taalunie.

Hedendaags Suriname

De volkstelling van 2012 gaf de volgende religieuze verhoudingen:

  • Hindoeïsme (meerdere stromingen)                                              22,3%
  • Katholicisme                                                                                    21,6%
  • Islam (meerdere stromingen)                                                         13,8%
  • Volle Evangelie (Pinksterbeweging)                                                 11,2%
  • Evangelische Broedergemeente (protestants)                                11,2%
  • Geen godsdienst                                                                                7,5%
  • Overig christendom                                                                           4,4%
  • Onbekend                                                                                           3,2%
  • Overig (Jehova’s getuige, winti, javanisme, jodendom, anders)  4,9%

Traditioneel wordt gesproken over vijf grote bevolkingsgroepen (Hindostanen, Creolen, Marrons, Javanen en Chinezen) en meerdere kleine groepen. Bij de volkstelling van 2012 werden de volgende etnische verhoudingen geteld:

  • Hindostanen                                                                                    27,4%
  • Marrons                                                                                            21,7%
  • Creolen                                                                                             15,7%
  • Javanen                                                                                             13,7%
  • Van gemengde afkomst                                                                   13,4%
  • Onbekend                                                                                           0,6%
  • Anders                                                                                                7,6%

(o.a. Boeroes, Brazilianen, Chinezen, Libanezen, Sefardische joden, oorspr. bewoners)

Dat etniciteit nauw verbonden is met identiteit, blijkt vooral uit de groei van de groep Marrons met 62% vergeleken met de volkstelling van 2004. Dit lijkt niet verklaarbaar door het aantal geboortes. Waarschijnlijk omschreven in 2012 velen die zich acht jaar eerder nog Creools noemden, zichzelf nu als Marron. Van oudsher was de groep die zich in de eerste plaats als Creools ziet beduidend groter, het is goed mogelijk dat dit bij een volgende volkstelling opnieuw het geval is. Het illustreert dat etniciteit in Suriname een dynamisch begrip is; velen hebben dan ook een etnisch en cultureel diverse achtergrond.

Korte tijdlijn

  • 9000–8000    Jagers-verzamelaars laten sporen achter op de savanne in het zuiden van Chr. Suriname.
  • 1500 v.Chr.       Landbouwers afkomstig uit het Orinocogebied laten sporen achter in Suriname. De jongste sporen van deze cultuur dateren uit circa 550 v. Chr.
  • 1000 v.Chr.      Nieuwe groepen die Arowakse talen spreken, bereiken Suriname.
  • 1100 na Chr.     Nieuwe groepen die Caribische talen spreken, bereiken Suriname.
  • 1499                 De Spaanse ontdekkingsreiziger Alonso de Ojeda bereikt Suriname.
  • 1598                  De eerste Nederlandse kooplieden zijn actief in Suriname.
  • 1651                   O.l.v. van Francis Willoughby stichten de Engelsen de kolonie Suriname.
  • 1667                  De Zeeuw Abraham Crijnssen verovert Suriname.
  • 1683                  Suriname wordt eigendom van de Sociëteit van Suriname en blijft dat tot 1795.
  • 1685                  In Jodensavanne wordt de eerste synagoge in de Amerika’s gebouwd.
  • 1734                   Start bouw Fort Nieuw- Amsterdam vanwege invallen Marrons.
  • 1738                   Slavenschip Leusden vergaat in de Marowijnerivier. 664 slaven verdrinken.
  • 1760                  Eerste vredesverdrag met Marrons, de Ndyuka.
  • 1814                   Afschaffing Trans-Atlantische slavenhandel.
  • 1853                   Aankomst eerste groep Chinese contractarbeiders.
  • 1863                  Afschaffing slavernij op 1 juli 1863.
  • 1865                  De Surinaamse elite krijgt inspraak in het landsbestuur door de oprichting van de Koloniale Staten, vergelijkbaar met de Staten-Generaal in Nederland.
  • 1873                   Aankomst eerste Hindostaanse contractarbeiders met het schip Lalla Rookh.
  • 1890                 Aankomst eerste groep Javaanse contractarbeiders.
  • 1892                  Eerste Surinaamse vakbond opgericht, Christelijke onderwijzersbond.
  • 1902                  Opstand op plantage Mariënburg, zeker 17 contractarbeiders worden gedood.
  • 1917                   Oprichting Surinaamse Bauxietmaatschappij, later Suralco.
  • 1933                   Schrijver en vakbondsman Anton de Kom wordt verbannen naar Nederland.
  • 1935                   Sophie Redmond wordt Suriname’s eerste vrouwelijke arts.
  • 1949                 Eerste vrije verkiezingen met algemeen kiesrecht.
  • 1954                  Statuut voor het Koninkrijk: interne autonomie voor Suriname.
  • 1960                 Aanleg Brokopondostuwmeer.
  • 1975                  Suriname wordt onafhankelijk, gouverneur Johan Ferrier wordt president.
  • 1980                 Staatsgreep onder leiding van Desi Bouterse.
  • 1982                  Decembermoorden
  • 1986–92           Binnenlandse Oorlog
  • 1987                  Nieuwe grondwet aangenomen. Deze wordt in 1992 geamendeerd.
  • 1995                  Suriname sluit zich aan bij Caricom, de Caribische Gemeenschap.
  • 2002                 Historische binnenstad Paramaribo komt op de Unesco Werelderfgoedlijst.
  • 2015                  Beeldmerk van de Sociëteit van Suriname op het Presidentieel Paleis wordt vervangen door het wapen van de Republiek Suriname.